TL-A Transport en logistiek advocaten
TL-A Transport Law Advistors
TL-A Transport Law Advistors
NL / FR / EN

De bestraffing van inbreuken op de code 95

Het KB van 4 mei 2007 betreffende het rijbewijs, de vakbekwaamheid en de nascholing van bestuurders van voertuigen van de categorieën C1, C1+E, C, C+E, D1, D1+E, D, D+E (hierna het KB vakbekwaamheid) omvat de verplichtingen voor onder meer buschauffeurs en vrachtwagenbestuurders om vakbekwaam te zijn en, ten gevolge hiervan, een code 95 op het rijbewijs te hebben.

Het KB zelf zet de Europese Richtlijn 2003/59/RG om, welke richtlijn onder meer als doel heeft over de gehele Unie het rijden met zwaardere voertuigen afhankelijk te maken van het hebben van een basiskwalificatie en het volgen van nascholing.

Een interessante vraag is echter welke de gevolgen zijn als het fout loopt en een bestuurder wordt betrapt met een voertuig in een van de betrokken categorieën zonder dat deze heeft voldaan aan de verplichtingen inzake de vakbekwaamheid, het weze de basiskwalificatie en/of de nascholing.

Om meer precies te zijn, is het de vraag of het niet hebben van de nodige vakbekwaamheid die tot uiting komt in een code 95 op het rijbewijs wanneer dit noodzakelijk is, tot gevolg heeft dat het rijbewijs als dusdanig ongeldig is, dan wel of het rijbewijs op zich zelf wel geldig blijft (en welke dan de bestraffing is).

Oorspronkelijk legde art. 21§1 van het KB rijbewijs van 23 maart 1998 een link tussen enerzijds de geldigheid van het rijbewijs zelf en anderzijds het hebben van een geneeskundig attest en het bewijs van vakbekwaamheid.

Dit artikel bepaalde met name dat de geldigheidsduur van het rijbewijs voor de betrokken categorieën beperkt werd door het geneeskundig attest dan wel de geldigheidsduur van het attest van vakbekwaamheid, naargelang welke van de twee de kortste termijn had.

Als een bestuurder dus niet voldeed aan de vakbekwaamheid wanneer dit moest, dan kan deze veroordeeld worden wegens het sturen zonder geldig rijbewijs, met toch zware sancties tot gevolg, zoals voorzien door art. 30 §1 van de wegverkeerswet.

Art. 21§1 van het KB rijbewijs werd echter vanaf 10 september 2009 hervormd en de link met het KB vakbekwaamheid uitgewist, zo doende dat het rijbewijs als dusdanig niet ongeldig wordt doordat de bestuurder niet voldoet aan de verplichtingen inzake de vakbekwaamheid.

Volgens BRUGGEMAN heeft dit tot gevolg dat inbreuken inzake de vakbekwaamheid enkel kunnen gekwalificeerd worden als inbreuken op art. 3 §2 van het KB vakbekwaamheid zelf en niet als inbreuken op de wegverkeerswet. (BRUGGEMAN, I., Rijbewijs-  Vakbekwaamheid – Voornaamste inbreuken en hun bestraffing – Bijlagen, in X, Postal Memorialis, Lexicon strafrecht, strafvordering en bijzondere wetten, R96/69-R96/158)

De vraag is echter of de kous daarmee af is. Er spelen immers nog ook andere bepalingen die een invloed zouden kunnen hebben:

Vooreerst dient er gewezen op art. 30 §1 2° van de Wegverkeerswet:

  1. Met gevangenisstraf van acht dagen tot twee jaar en met geldboete van 200 euro tot 2000 euro of met één van deze straffen alleen, wordt gestraft hij die:
  2. een motorvoertuig bestuurt zonder de voorwaarden of de beperkingen, vermeld op het rijbewijs of het als zodanig geldend bewijs, onder meer in de vorm van codes, na te leven, onverminderd de toepassing van eventuele specifieke bepalingen vervat in deze wet;

Op het eerste zicht zou men kunnen stellen dat daar waar de vakbekwaamheid aanleiding geeft tot een vermelding van de code 95 op het rijbewijs, dat men dan maar op grond van deze bepaling eventuele problemen met de vakbekwaamheid kan gaan bestraffen.

Dergelijke lezing lijkt echter wat kort door de bocht te gaan: de strafbaarheid op grond van dit artikel is immers gebonden aan het niet naleven van de beperkingen volgend uit de codes op het rijbewijs (zoals bijvoorbeeld het dragen van een bril of aangepaste versnellingsbak of dergelijke), terwijl in het hier onderzochte geval de code 95 op zichzelf geen beperking of voorwaarde op zichzelf inhoudt. Het probleem is net dat het rijbewijs de code 95 (als bewijs van de vereiste vakbekwaamheid) bijvoorbeeld niet bevat, zo doende dat men moeilijk op deze grond kan gaan vervolgen en bestraffen.

Een andere invalshoek zou kunnen de kwalificatie onder art. 30 §2 1° van de Wegverkeerswet betreffen:

Met geldboete van 50 euro tot 500 euro, wordt gestraft hij die:

1° een overtreding heeft begaan van de bepalingen door de Koning vastgesteld krachtens artikel 23, §1, 2° en 4°, hetzij als bestuurder, hetzij als persoon die een bestuurder begeleidt met het oog op de scholing;

Het is daarbij vooral de verwijzing naar art. 23 §1 4° wegverkeerswet die relevant is:

Het Belgisch rijbewijs wordt afgegeven indien de verzoeker aan de volgende voorwaarden voldoet :

4° geslaagd zijn voor een door de Koning in te richten examen over de kennis van de wetten en reglementen, het gedrag ter voorkoming van ongevallen, de voornaamste begrippen van mechaniek, alsook de eerste hulp bij ongevallen, betreffende het gebruik van de voertuigen van de categorie waarvoor het rijbewijs wordt aangevraagd; de Koning bepaalt de nadere regelen inzake het onderricht.

De vraag stelt zich hier of art. 23 §1 4° wegverkeerswet ook een verwijzing naar de vakbekwaamheid inhoudt.

Het is vrij duidelijk dat deze bepaling in eerste instantie slaat op de examens als voorzien onder hoofdstuk IV van titel III van het KB rijbewijs van 23 maart 1998. Echter zou ook kunnen geopperd worden dat deze bepaling ook slaat op de examens inzake de basiskwalificatie vakbekwaamheid zoals voorzien in art. 29 e.v. van het KB vakbekwaamheid.

Het is echter vrij duidelijk dat deze bepaling niet kan worden aangewend om problemen inzake de nascholing in onder te brengen, hetgeen dan toch in de praktijk de grootste problemen zou kunnen geven.

Een derde alternatieve kwalificatie zou een inbreuk op art. 8.3 wegcode kunnen betreffen, welk artikel onder meer voorziet dat elke bestuurder over de nodige kennis en rijvaardigheid moet kunnen beschikken.

In zo verre een bestuurder dan niet over de vakbekwaamheid beschikt terwijl hij die zou moeten hebben, dan kan mogelijkerwijze gesteld worden dat hij niet over voldoende kennis beschikt.

Echter kan hier evengoed tegen worden ingebracht dat het eventuele ontbreken van de code 95 ten gevolge van het niet nakomen van de verplichtingen inzake vakbekwaamheid, op zichzelf geen indicatie is van het mogelijke individuele kennisniveau van een bestuurder, hetgeen dan dergelijke kwalificatie uitsluit. De meeste rechtspraak inzake art. 8.3 wegcode slaat inderdaad op de individuele concrete psychische of lichamelijke toestand van de bestuurder en handelt niet over de vraag wat de “nodige kennis” inhoudt.

In zo verre men zou kunnen kwalificeren als een inbreuk op art. 8.3 wegcode, dan  betreft dit een inbreuk van de 2de graad conform art. 2.a.2° van het KB van 30 september 2005 tot aanwijzing van de overtredingen per graad van de algemene reglementen genomen ter uitvoering van de wet betreffende de politie over het wegverkeer, strafbaar met een geldboete van 20 EUR tot 250 EUR meer opdeciemen en een mogelijk rijverbod van 8 dagen tot 5 jaar.

Samenvattend lijkt het dan ook zo te zijn dat inbreuken inzake de vakbekwaamheid aanleiding kunnen geven tot 2 relevante kwalificaties:

Vooreerst sowieso voor alle inbreuken een kwalificatie onder art. 3 §2 van het KB vakbekwaamheid, welke inbreuken worden gesanctioneerd als overtredingen van de eerste graad in de zin van de wegverkeerswet, strafbaar met een boete van 10 EUR tot 250 EUR (meer opdeciemen), zonder mogelijkheid tot het opleggen van een rijverbod.

Daarnaast zou kunnen voor inbreuken inzake het ontbreken van de basiskwalificatie kunnen gekwalificeerd worden onder art. 23 §1 4° Wegverkeerswet, met een sanctie van 50 EUR tot 500 EUR (meer opdeciemen) tot gevolg. Opgemerkt weze dat voor dergelijke inbreuken geen rijverbod voorzien is onder art. 38§1 wegverkeerswet.

Tot slot moet er even op gewezen worden dat, daar waar dus het rijbewijs niet ongeldig wordt door problemen met de vakbekwaamheid, een vervolging van bijvoorbeeld een werkgever voor het toevertrouwen van een voertuig op grond van art. 32 van de wegverkeerswet niet mogelijk blijkt.

Verder dient er ook even gewezen te worden op een verzekeringsproblematiek. De modelpolis burgerrechtelijke aansprakelijkheid inzake motorvoertuigen geeft immers een verhaalsrecht op de verzekerde in het volgende geval:

wanneer, op het ogenblik van het schadegeval, het rijtuig bestuurd wordt door een persoon die niet voldoet aan de voorwaarden die de Belgische wet en reglementen voorschrijven om dat rijtuig te besturen, bijvoorbeeld door  een persoon die de vereiste minimumleeftijd niet bereikt heeft, door een persoon die geen rijbewijs heeft of door een persoon die van het recht tot sturen vervallen verklaard is.

Een verhaalsrecht houdt in dat de verzekeraar, na vergoeding van de schade aan de slachtoffers (binnen bepaalde grenzen), de schade kan gaan terugvorderen op de bestuurder van het voertuig.

De vraag stelt zich of dit, gelet op de hiervoor geciteerde tekst, ook het geval is voor een bestuurder die niet langer voldoet aan de code 95. Dit lijkt niet het geval te zijn, nu een inbreuk inzake de code 95 op zichzelf niet maakt dat de chauffeur niet langer aan de voorwaarden zou voldoen aan de voorwaarden om een voertuig te besturen daar waar zijn rijbewijs niet komt te vervallen. Er is echter nog geen rechtspraak over dit probleem, zodat enige voorzichtigheid toch geboden is.